Alles pleit voor een ‘papadag’, behalve de term zelf

Lars Anderson zette in zijn boek ‘Sterke vaders’ mooie en waardevolle inzichten op papier die aangeven hoe belangrijk het is dat vaders (extra) tijd steken in de opvoeding van hun kinderen. “Zorg en mannelijkheid gaan prima samen” schrijft hij en hij illustreert dat met een paar sprekende en inspirerende voorbeelden. Over vaders die werken in van oudsher sterke machoculturen. Zo noemt hij bouwvakker Chris, “die zijn keet wekelijks een dagje inruilt voor zijn zoontje. Hij heeft ervoor gevochten want in zijn branche is een zorgdag absoluut niet gebruikelijk.” En marktman Jaap ”die elke dinsdag steevast zijn jochie in de Maxi-Cosi meetorst naar het babyzwemmen.” Of automonteur Ben “die elke vrijdag zijn mannetje Thijs van melk voorziet.” En Lars Anderson heeft groot gelijk wanneer hij opmerkt dat kinderen van betrokken vaders succesvoller zijn dan kinderen van niet-betrokken of (grotendeels) afwezige vaders. Dat is in de wetenschap al lang bekend. Chris, Jaap en Ben waren zich daar waarschijnlijk niet van bewust en de kans is groot dat hun keuze op andere dan wetenschappelijke overwegingen was gebaseerd.Een aantal jaren geleden gaf Marcel Groeneweg zijn lezers op aanstekelijke wijze inzicht in het belang, of zo u wilt, de toegevoegde waarde van papa-met-kind in de speeltuin of kinderboerderij. Meestal zit zo’n vader daar ‘moederziel’ alleen tussen de aldaar in overweldigende meerderheid aanwezige moeders-met-kind. Wat zeggen die moeders zoal tegen hun kinderen? Een paar citaten: “Pas op schat, daar staat een muurtje!”, “Pas op dat kindje achter je!”, ”Kijk uit, straks stap je in de poep!”, “Voorzichtig!” (ontelbaar vaak), “Niet rennen hoor, straks val je!”, “Bah vies, daar mag je niet aankomen!”, etc.  En wat zegt (of in ieder geval denkt) papa Marcel: “Laat die kinderen nou even met rust!”

Natuurlijk moet je kinderen beschermen en veiligheid bieden, maar ze vinden het heerlijk om af en toe losgelaten te worden, hun eigen gang te gaan en de grenzen te verkennen en, wie weet, soms ook te verleggen. En dat vinden papa’s meestal eerder en vaker goed dan mama’s.

Een paar weken geleden kwam de Duitse vicekanselier Sigmar Gabriel in het nieuws* omdat hij zijn dochtertje Marie (2) op woensdagmiddagen van het kinderdagverblijf haalt. Een stap vooruit, zou je denken, in het emancipatieproces van de Duitse man. Maar in sommige commentaren werd hem verweten te weinig ambitie te tonen. ‘Wie ooit bondskanselier wil worden, kan niet in deeltijd werken’, vond Der Tagesspiegel. En zou Gabriel zijn dochtertje niet gebruiken om bij de kiezer goede sier te maken? Als klap op de vuurpijl schreef de (vrouwelijke) commentator van Die Welt: “Wie een uitzonderlijke loopbaan nastreeft, moet weten dat dit alleen kan met 100 procent inzet”. Zelfs een paar uur zorg voor zijn kind op  woensdagmiddag wordt deze vooraanstaande Duitse politicus dus kwalijk genomen. Daarmee lijkt ook in Duitsland de acceptatie van de ‘papadag’ nog ver weg.

Ik moet terugdenken aan de column ‘Weg met de papadag’ van René Diekstra, een paar jaar geleden. Hij viel toen vooral over de term, en zelf heb ik daar ook flink wat moeite mee. Maar een alternatief heb ik niet zo gauw: ‘vader-kind dag’, ‘vaderzorg dag’? Wie een leukere of meer aansprekende term weet, mag het zeggen! Belangrijker is het om te constateren dat de weerstand niet primair aan de wellicht wat ongelukkige term ‘papadag’ te wijten is, maar veeleer aan ingesleten, stereotiepe en beperkende opvattingen over de rol van moeders en vaders, respectievelijk vrouwelijke en mannelijke gedragingen en (maatschappelijke) rollen.

Louis Tavecchio

 *Bron: Wierd Duk, GPD, 9 januari jl.