Moeders aan het roer, vaders aan de zijlijn. Het ouderschapsplan, bijdrage aan een gelijkwaardig ouderschap?

Irene Zwaan MSc, Peter Tromp MSc, Carmen Jonathans

Onderzoek van Enova uit 2009 toonde aan dat vaders na een scheiding in een marginale positie verkeren ten opzichte van moeders. Dit heeft niet alleen voor de vaders, maar ook voor de kinderen negatieve gevolgen. Hoe kan in een democratisch land als Nederland, waar gelijke rechten voor ieder mens hoog in het vaandel staan, een dergelijke ongelijkwaardigheid voorkomen? En kan het in 2009 ingevoerde ouderschapsplan verandering in deze situatie brengen?

Maternal preference

Wanneer ouders scheiden, komen de kinderen automatisch in een lastig parket. Zo is een verandering in de woonsituatie van het kind vaak onvermijdelijk. Verscheidene onderzoeken tonen aan dat ruim drie kwart van alle kinderen na een scheiding bij hun moeder gaat wonen (De Graaf, 2005; Spruijt, 2007). Niet alleen in Nederland, maar ook in de Verenigde Staten overheerst het aantal gevallen waarin moeders na een scheiding de kinderen krijgen toegewezen. Dit aanzienlijke percentage wordt volgens Stamps (2002) veroorzaakt door het feit dat rechters, ondanks een neutrale wetgeving, over het algemeen een voorkeur voor moeders laten zien: ‘maternal preference’. Ook sociale hulpverleners vertonen een dergelijke voorkeur jegens moeders. Uit onderzoek blijkt dat moeders met financiële, cognitieve of psychische problemen drie keer zoveel kans maken op een positieve aanbeveling betreffende de voogdij over hun kind dan vaders die in dezelfde situatie verkeren (Davidson-Arad, Cohen & Wozner, 2003).

Volgens familierechtadvocaten hebben vaders ook in Nederland geringere kansen dan moeders op een substantiële rol in de opvoeding: het hoofdverblijf wordt vrijwel standaard aan de moeder toegewezen. Volgens de advocaten komt dit met name door de traditionele taakverdeling die in de moderne Nederlandse maatschappij nog steeds een rol speelt: de man als broodwinner en de vrouw die de huishouding en de opvoeding van de kinderen verzorgt. Een rechter kiest er doorgaans onbewust of bewust (vanuit praktische overwegingen) voor om aan te sluiten bij deze traditionele taakverdeling (Jonathans, 2010).

In veel gevallen zal een vader inderdaad meer moeten regelen dan een moeder om de zorg voor zijn kinderen op zich te kunnen nemen. Dat zou echter niet moeten betekenen dat er in de rechtspraak automatisch vanuit mag worden gegaan dat een vader hier niet toe bereid is en hij tegen zijn wil slechts een weekendregeling krijgt.

De ‘maternal preference’ speelt ook in de Nederlandse echtscheidingspraktijk een grote rol. De ongelijkwaardige positie ten opzichte van moeders, waarin veel vaders zich vandaag de dag na een scheiding bevinden (Olde Loohuis, 2009), wordt door deze ‘maternal preference’ in stand gehouden.

Gemis aan vader

Het feit dat het grootste deel van de kinderen na een scheiding bij hun moeder gaat wonen, heeft vanzelfsprekend gevolgen voor het contact tussen het kind en de uitwonende vader. Allereerst is er de afnemende frequentie van het contact tussen een vader en zijn kind. Uit het Onderzoek Jeugd en Gezin 2006 blijkt dat in 20% van alle gevallen kinderen helemaal geen contact meer met hun vader hebben (Spruijt, 2007). Andere onderzoeken komen echter zelfs tot 40% van alle scheidingskinderen die helemaal geen contact meer met hun vader hebben (Griffiths & Hekman, 1985). Door deze afnemende contactfrequentie is de kans zeer groot dat de kwaliteit van de vader-kind relatie wordt aangetast. Een afname in zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het contact is een zorgwekkend gegeven, gezien de waarde van de vaderlijke inbreng in het ontwikkelingsproces van een kind.

Waarom is het zo belangrijk dat een kind contact heeft met zijn vader? Er zijn tal van redenen te noemen, die bovendien door onderzoeksresultaten worden bevestigd: een vader is een belangrijk rolmodel voor zijn kinderen (Popenoe, 1996), de aanwezigheid van een vader heeft een positieve invloed op de mentale gezondheid van kinderen (Dubowitz, Black, Cox, Kerr, Litrownik, Radhakrishna, English, Wood Schneider & Runyan, 2001), vaders spelen een belangrijke rol bij het leren omgaan met intense emoties (Flouri, 2005), kinderen met betrokken vaders vertonen minder anti-sociaal gedrag (Flouri & Buchanan, 2002), de emotionele betrokkenheid van een vader staat op een positieve manier in verband met het zelfrespect van een kind (Deutsch, Servis & Payne, 2001), vaderloos opgroeiende kinderen beschikken over minder impulscontrole en worden vaker ADHD gediagnosticeerd (Tromp, 2009a). Het is duidelijk dat een kind zijn vader net zo hard nodig heeft als zijn moeder!

Uit levenslooponderzoek onder vaders door Natasha Cabrera (Tromp, 2009b) blijkt verder dat het voor later engagement van vaders bij kinderen het essentieel is dat het contact tussen vader en kinderen niet verbroken of onderbroken raakt en zo nodig snel weer wordt opgebouwd.

Het Ouderschapsplan

Op 1 maart 2009 is de ‘Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding’ in werking getreden (Ministerie van Justitie, 2009). Wanneer mensen met kinderen willen scheiden, moeten zij daarvoor een verzoekschrift indienen bij de rechtbank. Deze nieuwe wet stelt ouders vanaf 1 maart 2009 verplicht om een ouderschapsplan op te nemen in dit verzoek tot echtscheiding. In het plan worden afspraken opgenomen omtrent de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, kinderalimentatie en informatie-uitwisseling tussen de beide ouders over belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige kinderen (Art. 185, Lid 3, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het ouderschapsplan, dat op dit moment ruim een jaar van kracht is, streeft naar een gelijkwaardig ouderschap na een scheiding: beide ouders hebben gelijke rechten en plichten met betrekking tot de opvoeding en verzorging van hun kinderen (Koens & Vonken, 2008; BW 1, Art. 247, Lid 4,). Betekent de invoering van dit ouderschapsplan het einde van de marginale positie van vaders?

Onderzoek van Enova

Enova heeft kwalitatief onderzoek verricht naar de werking van het ouderschapsplan ten behoeve van het gelijkwaardig ouderschap, bekeken vanuit het perspectief van de gescheiden vader. Het betreft een verkennend onderzoek dat vooral een eerste indruk poogt te geven van de werking van het ouderschapsplan. Omdat de invoering van het ouderschapsplan nog in de kinderschoenen staat, was het lastig om respondenten te werven voor het onderzoek. Desalniettemin geven de resultaten een duidelijk beeld van de eerste ervaringen met het ouderschapsplan. Uiteindelijk hebben 16 vaders hun ervaringen met het opstellen van het ouderschapsplan gedeeld.

Het ouderschapsplan lijkt voor ouders op een aantal punten een waardevolle leidraad te zijn na een scheiding. Zo zorgt het opstellen van een ouderschapsplan voor een moment van bezinning bij ouders. Met name in combinatie met de bemiddeling van een mediator, stimuleert het ouderschapsplan de ouders om na de scheiding goede afspraken te maken over de kinderen. Het ouderschapsplan stelt ouders op die manier beter in staat om samen te werken en te overleggen.

De positie van de vaders lijkt met de komst van het ouderschapsplan iets te verbeteren. Toch is het lastig te stellen dat het ouderschapsplan leidt tot haar doelstelling, namelijk het realiseren van een gelijkwaardig ouderschap. Gelijkwaardig ouderschap betekent dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders, dat beide ouders gelijke rechten en plichten hebben, dat de opvoedingsrelatie met beide ouders in stand gehouden moet worden en dat het ouderschap uitsluitend gebaseerd is op de relatie tussen ouder en kind en niet op de relatie tussen ouders onderling. Het is in deze definitie onduidelijk of het gaat over de kwaliteit of de kwantiteit van ouderschap. De definitie geeft nog steeds ruime marges voor ouders, advocaten en rechters. Dit gegeven in combinatie met de ingesleten ‘maternal preference’ zorgt ervoor dat, ook na de invoering van het ouderschapsplan, het hoofdverblijf van de kinderen na een scheiding in bijna alle gevallen nog steeds aan de moeder wordt toegewezen. De vaders in het onderzoek beklagen zich over het feit dat er in de praktijk slordig wordt omgesprongen met zowel de verplichting om een ouderschapsplan op te stellen als met de verplichting om de afspraken na te leven. Er moet volgens hen strenger worden toegezien op naleving van deze verplichtingen. Voor vaders die niet getrouwd zijn geweest of bij wie geen sprake was van een geregistreerd partnerschap, geldt dat er geen haan naar kraait als er geen plan wordt opgesteld. En de vaders die geen ouderlijk gezag hebben, hebben al helemaal geen baat bij het ouderschapsplan.
Het ouderschapsplan is op zichzelf een positief initiatief en het heeft ook beslist de potentie om de bijdrage die het op dit moment levert aan een gelijkwaardig ouderschap uit te kunnen breiden. Echter, indien er niet kritischer wordt gekeken naar de praktijk van de huidige rechtsgang, zal de doelstelling van het ouderschapsplan -een gelijkwaardig ouderschap na een scheiding- niet worden gerealiseerd.

Wat te doen?

Het is belangrijk dat de samenleving en met name rechters en advocaten zich bewust worden van de vaak onbewuste invloed die de ‘maternal preference’ speelt in de Nederlandse rechtspraak en van de gevolgen die deze ‘maternal preference’ heeft voor de Nederlandse echtscheidingspraktijk. Wanneer wij onze ogen blijven sluiten voor dit probleem zal er nooit een gelijkwaardige uitgangspositie worden bereikt tussen vaders en moeders. Moeders behouden op deze manier hun ‘macht’ om gevoelens van frustratie, boosheid en verdriet – zeer gebruikelijk in een scheidingsproces – af te reageren door het dierbaarste bezit van de ex-partner, namelijk de kinderen van hem af te nemen. Vanwege de negatieve gevolgen die dit vaak heeft voor zowel het welzijn van het kind als voor het welzijn van de vader, zou het wenselijk zijn dat er na een scheiding niet alleen een gelijkwaardige (kwalitatief) maar ook een gelijke (kwantitatief) uitgangspositie wordt gecreëerd voor beide ouders.

Hiervoor is het van essentieel belang dat het begrip ‘gelijkwaardig ouderschap‘ nader onder de loep wordt genomen en dat de oneerlijke jurisprudentie als gevolg van het fenomeen ‘maternal preference‘ wordt aangepakt. Enkel dan kunnen onduidelijkheden worden weggenomen bij alle partijen en daarmee kan de ongelijkwaardige uitgangspositie tussen vaders en moeders worden beëindigd.

Een concrete maatregel om een gelijkwaardige uitgangspositie tussen ouders te creëren na een scheiding, zou zijn door standaard uit te gaan van een co-ouderschap. Met een dergelijke regeling wordt er een einde gemaakt aan de machtspositie van moeders, waardoor automatisch het misbruik van die macht wordt voorkomen. Verstandige ouders zullen zo komen tot de beste oplossing voor hun kind, afhankelijk van hun beider situatie en niet verstandige ouders kunnen elkaar niet meer kapot maken, wat voor veel kinderen en hun vaders een zegening zal zijn.

Voor nu is het noodzakelijk dat de Nederlandse rechters strenger gaan toezien op de verplichting tot het opstellen van én de naleving van het ouderschapsplan. Op dit moment nemen rechters nog vrij snel genoegen met het argument dat ouders niet op een redelijke manier met elkaar kunnen communiceren, waardoor ze geen eensgezinde afspraken met elkaar kunnen maken voor een ouderschapsplan. In gevallen waarbij de communicatie tussen ouders zeer stroef verloopt kan mediation wellicht een uitkomst bieden. Wat betreft de naleving van het ouderschapsplan, zouden er sancties moeten worden uitgevoerd wanneer een ouder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt.

Zoals reeds eerder vermeld, is dit onderzoek vooral bedoeld om een eerste impressie te geven van de werking van het ouderschapsplan. Om het beeld van de werking van het ouderschapsplan verder aan te scherpen, is het zinvol om een dergelijk onderzoek te herhalen wanneer het ouderschapsplan een verder stadium heeft bereikt. Het ouderschapsplan heeft dan de gelegenheid gehad om zich verder te ontwikkelen, de betrokkenen (ouders, advocaten en rechters) hebben de tijd gehad om te wennen aan deze nieuwe regeling en bovendien zullen er meer mensen in aanraking zijn geweest met het ouderschapsplan waardoor het gemakkelijker wordt om respondenten te werven. Vervolgonderzoek kan een aanzet geven tot ontwikkelingen op het gebied van scheiding en ouderschap, waardoor de ongelijkheid tussen vaders en moeders hopelijk wordt beëindigd. Want om op het gebied van ouderschap de juiste koers te kunnen varen, moeten vaders en moeders samen aan het roer van het schip staan.

Literatuur

  • Burgerlijk Wetboek Boek 1 (BW 1). Personen- en familierecht, Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen, Afdeling 1. Algemeen, Artikel 247, Lid 4, Gelijkwaardig ouderschap. Verkregen op 1 december 2010, via: http://wetten.overheid.nl/BWBR0002656/Boek1/Titel14/Afdeling1/Artikel247
  • Davidson-Arad, B., Cohen, O. & Wozner, Y. (2003). Social Workers Custody Recommendations: Contributions of Child’s Expected Quality of Life and Parental Features. Journal of Divorce & Remarriage. 39 (1). 11-26. Verkregen op 7 mei 2010, via: http://dx.doi.org/10.1300/J087v39n01_02
  • Deutsch, F.M., Servis, L.J. & Payne, J.D. (2001). Paternal Participation in Child Care and Its Effects on Children’s Self-Esteem and Attitudes Toward Gendered Roles. Journal of Family Issues. 22 (8). 1000-1024. Verkregen op 23 maart 2010, via: http://jfi.sagepub.com.proxy-ub.rug.nl/cgi/reprint/22/8/1000
  • Dubowitz, H., Black, M.M., Cox, C.E., Kerr, M.A., Litrownik, A.J., Radhakrishna, A., English, D.J., Wood Schneider, M. & Runyan, D.K. (2001). Father Involvement and Children’s Functioning at Age 6 Years: A Multisite Study. Child Maltreatment. 6 (4). 300-309. Verkregen op 23 maart 2010, via: http://cmx.sagepub.com.proxy-ub.rug.nl/cgi/reprint/6/4/300
  • Flouri, E. (2005). Fathering & child outcomes. Chichester: John Wiley & Sons.
  • Flouri, E. & Buchanan, A. (2002). Life Satisfaction in Teenage Boys: The Moderating Role of Father Involvement and Bullying. Aggressive Behaviour. 28 (2). 126-133. Verkregen op 23 maart 2010, via: http://www3.interscience.wiley.com.proxy-ub.rug.nl/cgi-bin/fulltext/90512576/PDFSTART
  • Graaf, A. de (2005). Scheiden: motieven, verhuisgedrag en aard van de contacten. Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2005 (39-46). Verkregen op 18 maart 2010, via: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/D7F31A5F-FD10-40E1-A38E-1EFD8918A6B8/0/2005k4b15p039art.pdf
  • Griffiths, J. & Hekman, E.G.A. (1985). De totstandkoming van een bezoekregeling na echtscheiding Coördinatiecommissie Wetenschappelijk Onderzoek Kinderbescherming
  • Jonathans, C. (2010). Vaderschap + moederschap = ouderschap. Kwalitatief onderzoek naar de bijdrage van het ouderschapsplan aan een gelijkwaardig ouderschap na een scheiding. Masterscriptie pedagogiek. Rijksuniversiteit Groningen.
  • Koens, M.J.C. & Vonken, A.P.M.J. (red.). (2008). Personen- en familierecht. Tekst en commentaar. Deventer: Kluwer BV.
  • Ministerie van Justitie (2009). Ouderschapsplan opstellen bij scheiding en afschaffing van flitsscheiding. Verkregen op 27 januari 2010, via: http://www.postbus51.nl/nl/home/publicaties/familie–jeugd-en-gezin/scheiden/scheiding-en-de-kinderen/ouderschapsplan-opstellen-bij-scheiding-en-afschaffing-van-flitsscheiding.html
  • Olde loohuis, J. (2009). Vaderschap doet ertoe! Masterscriptie Pedagogiek. Rijksuniversiteit Groningen.
  • Popenoe, D. (1996). Life without father. Compelling new evidence that fatherhood and marriage are indispensable for the good of children and society. Cambridge: Harvard University Press.
  • Spruijt, E. (2007). Scheidingskinderen. Overzicht van recent sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van ouderlijke scheiding voor kinderen en jongeren. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
  • Stamps, L.E. (2002). Maternal Preference in Child Custody Decisions. Journal of Divorce & Remarriage. 37 (1/2). 1-11. Verkregen op 7 mei 2010, via: http://dx.doi.org/10.1300/J087v37n01_01
  • Tromp, P. (2009a): Benefits of post-divorce shared parenting. Presentation at the International Conference on Family and Equality “Justice and Father’s & Men’s Dignity” on 2-4 January 2009 in Drama, Greece. Verkregen op 1 december 2010, via: http://fkce.wordpress.com/2009/01/03/13
  • Tromp, P. (2009b). Prenatale betrokkenheid bepalend voor later engagement van ongehuwde vaders bij hun kinderen tijdens de eerste levensjaren. Kind en Adolescent Review, Jrg 16, nr. 3, pp. 337 – 344. Verkregen op 1 december 2010, via: http://vaderkenniscentrum.blogspot.com/2009/08/357h.html
  • Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv); Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard; Zesde Titel. Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht; Tweede afdeling. Rechtspleging in scheidingszaken, Artikel 185, Lid 3, Ouderschapsplan. Verkregen op 30 november 2010, via: http://wetten.overheid.nl/BWBR0001827/DerdeBoek/ZesdeTitel/Tweedeafdeling/1/Artikel815