Ministers
De teloorgang van huwelijk en gezin
Friesch Dagblad, 30 mei 2007
Recent berichtte het Europese Instituut voor Familiebeleid (IPF) dat elke dertig seconden een scheiding plaatsvindt. Volgens de IPF-voorzitter Lola Velarde zijn in de afgelopen vijftien jaar 21 miljoen kinderen betrokken geraakt bij een scheiding. Derhalve pleitte zij bij het Europees Parlement voor meer prioriteit voor een gezinsgerichte aanpak. Ook in Italië betoogden recent enkele honderduizenden mensen vóór het gezin en tegen de invoering van het samenlevingscontract. Als het gezin (vader, moeder en kind) gezond is, zal de wereld gezond zijn, was de boodschap. Dat is in de Verenigde Staten al lang doorgedrongen. Immers, vorig jaar was het aantal echtscheidingen daar het laagste sinds 1970. Maar in het Westen houden de ‘gezinsministers’ zich vooral bezig met end-of-pipe oplossingen. Ouderschapsplannen, bemiddeling enzovoorts na scheiding is symptoombestrijding. Dat geldt ook voor opvoedcursussen, meldpunten, publiekscampagnes enzovoorts in de strijd tegen kindermishandeling.
Recent meldde het CBS dat dit jaar bijna de helft van de kinderen buiten het huwelijk wordt geboren. In 1989 werd een op de tien kinderen buiten het huwelijk geboren (11 procent). In 2003 was dat al bijna een op de drie (31 procent). Nu ligt het aantal buitenechtelijke eerste kinderen op ruim 47 procent. Was er in 1970 nog sprake van 124.000 huwelijken, vorig jaar waren er dat nog slechts 73.500. Het lijkt erop dat mensen het huwelijk zowel voor zichzelf als voor hun kinderen niet langer van betekenis vinden. Dit is een buitengewoon schadelijk ontwikkeling, vooral voor de buitenechtelijk geboren kinderen. Er bestaat namelijk een rijke hoeveelheid sociaal en rechtswetenschappelijk bewijsmateriaal dat het huwelijk de beste setting vormt voor de succesvolle opvoeding van een kind.
Bij heel wat jongeren is aarzeling om te trouwen en een gezin te stichten. Mensen engageren zich niet graag meer voor een langere periode. Mensen voelen zich niet enkel onzeker, ze willen ook alle mogelijkheden verkennen en zich niet vastpinnen op één doel. Daarbij komen dan nog de vele maatschappelijke eisen die de huidige samenleving – ook wettelijk – ons stelt. Dan is het niet verwonderlijk dat het trouwen, het stichten van een gezin en het krijgen van kinderen steeds vaker wordt uitgesteld. De gemiddelde leeftijd van een moeder die haar eerste kind krijgt ligt in Nederland momenteel op circa 31 jaar. Rond 1975 was dat 25 jaar. Het ‘late’ moederschap is zo’n probleem geworden, dat medici zich er behoorlijk zorgen over maken.
Mannen en vrouwen – gestimuleerd door de overheid, die kennelijk economische groei belangrijker vindt dan sociale groei – lijken steeds meer eerst een maatschappelijke loopbaan en werk te willen zoeken. Maar er is meer. Ook het hedendaagse ‘levensgevoel’ maakt het hun niet gemakkelijk. Er is zoiets als de ‘cultuur van het voorbehoud’ ontstaan. Alles is voorlopig, niets is zeker.
Bestaat de ‘grote liefde’? Op het eerste gezicht een gekke vraag! Je hoort de liefde voortdurend bezingen en roemen. Maar het valt op hoe jongeren aan de ene kant de liefde bejubelen, en haar aan de andere kant ook weer wantrouwen. Bij jongeren leeft een groot gevoel voor het kwetsbare, de breuk en de wonde. Het is opvallend hoe veel jongeren met een zeker wantrouwen aan het volwassen leven beginnen. Daar zijn meerdere oorzaken voor. Het grote aantal scheidingen maakt dat jongeren wantrouwend zijn tegenover de ‘grote liefde’. Ook krijgen ze een tegenstrijdig beeld van de liefde in literatuur en film. Sommige boeken, films en liedjes maken de romantische liefde tot ideaal. Anderen ontkennen haar bestaan, of herleiden haar tot enkel seksualiteit. Jongeren weten dus vaak niet goed wat ze moeten of mogen geloven. Wij hebben daar als volwassenen een grote verantwoordelijkheid in. Welk beeld van de liefde, van idealen laten we hen zien? Is onze maatschappij, inclusief wijzelf, niet cynisch geworden als het hierom gaat? Bij nogal wat jongeren leeft daarom een teleurstelling in de wereld van de volwassenen, die vaak tot uitdrukking komt in agressiviteit, verslaving of veelvuldige seksuele contacten, jongeren meestal uit gebroken gezinnen.
Opvallend en zorgwekkend is dat steeds sneller na de ’trouw’belofte en de geboorte van een kind wordt gescheiden. We zetten kinderen op de wereld maar blijven daarvoor niet meer de verantwoordelijkheid nemen. Van de gehuwde stellen die scheiden heeft 20 procent kinderen van 0 tot 4 jaar, 35 procent heeft kinderen tussen 5 en 9 jaar. Bij samenwoners met kinderen zullen deze percentages wellicht nog hoger zijn. Sinds 1999 scheiden meer gehuwde stellen met kinderen dan zonder kinderen. Dat wijst er wel op dat het eigen belang niet zelden boven het belang van het kind wordt gesteld.
Het aantal echtscheidingen en verbrekingen van samenwoonrelaties blijft stijgen. Volgens het CBS bijna 110.000 per jaar waar zo’n 60.000 kinderen bij betrokken zijn. Uiteraard is het een feit dat vroeger de sociale druk groter was om niet te scheiden. Ook strengere wetgeving maakte scheiden moeilijker. En men kan zeker niet ontkennen dat er soms uitzichtloze situaties zijn waarin uiteengaan de enige mogelijkheid is. Het is niet de bedoeling om wie dan ook te veroordelen. Alleen dit: wij zijn doorgeschoten, het huwelijk (of alternatieven daarvoor, wat in de praktijk in feite hetzelfde is) als levenslang verbond heeft het moeilijk en slechts tien procent van de kinderen is na scheiding net zo gelukkig als ervoor. Het is merkwaardig dat circa tachtig procent van de scheidingen door vrouwen wordt ingezet en juist de moeders krijgen vrijwel altijd de kinderen toegewezen die ook nog eens de omgangsregelingen met vaders straffeloos kunnen negeren. Daarom zijn rechters voor een groot deel debet aan de doorgeschoten scheidingscultuur. Dat geldt ook voor politici die de huidige wetgeving niet aanscherpen. Sterker: scheiden is steeds gemakkelijker gemaakt met als toppunt de zogenoemde flitsscheiding sinds 2001. We beseffen kennelijk niet dat verreweg de meeste kinderen niet willen dat hun ouders scheiden. Eigen belang eerst. En politici realiseren zich kennelijk niet dat de kinderen die bij Jeugdzorg staan aangemeld in verreweg de meeste gevallen kinderen zijn uit gebroken gezinnen.
De minister voor Jeugd en Gezin heeft honderd dagen door ons land gereisd en vaak met jongeren gesproken. Misschien had de minister beter enkele dagen de VS kunnen bezoeken. Daar is het aantal scheidingen vorig jaar, zoals gezegd, het laagste sinds 1970. Rond die tijd werd in Nederland de eenzijdige schuldloze scheiding zonder motivatie ingevoerd – de bron voor heel veel ellende voor kinderen én samenleving – dat tot gevolg had dat het aantal echtscheidingen explosief steeg.
Wim Orbons is gezondheidseconoom en voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties