16. Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)

Een rechtspolitieke wapenwedloop.

Toespraak op de Brink te Deventer, 17 juni 2007

Vijf dagen geleden, op dinsdag 12 juni 2007 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding” (wetsvoorstel 30 145) aangenomen. Het was ingediend door Donner, destijds minister van Justitie. Vandaag, vaderdag 2007. Moeten we juichen? Of moeten we de mouwen opstropen?

Bevordering voortgezet ouderschap – bij dit wetsontwerp past een citaat van een dichter van klassieke statuur, William Shakespeare. Een citaat uit Hamlet Acte II, Scene II [1], één van de meesterwerken van de wereldliteratuur dat tot op de dag van vandaag filosofen nog aanleiding geeft tot bespiegelingen over taal. Ik citeer: “Words, words, words”.

Einde citaat.


Vanwaar mijn cynisme?

Ik ben cynisch omdat onze wetgever er al decennia lang blijk van geeft niet te beseffen dat hij in een rechtspolitieke wapenwedloop is verwikkeld met de rechterlijke macht.

Laten wij eens teruggaan naar 1990, het jaar waarin Hoefnagels in de Eerste Kamer, in zijn stemverklaring voor het wetsontwerp omgangsrecht, de legendarische woorden sprak: “Deze wet moet een einde maken aan de ongeschreven misdaad van de twintigste eeuw”. Het Staatsblad is gekomen, de eeuw is verstreken. Maar veranderd is er niets. Er zijn alleen maar méér protestgroepen van vaders bijgekomen (met soms moeders in hun gelederen).

Op 13 december 1991, ruim een jaar na het van kracht worden van het omgangsrecht, infiltreerden ouders massaal een vergadering van de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht op de VU in Amsterdam. Daar hoorden de ouders met eigen oren een kinderrechter, zich entre nous veronderstellend, badineren: “Wat heeft een vader aan een omgangsregeling? Hij kan hem inlijsten en boven zijn bed hangen!” Een andere kinderrechter: “De wet verbiedt ons de omgang te ontzeggen als er geen ontzeggingsgronden zijn, maar nergens staat dat we het verzoek van vaders niet gewoon mogen “afwijzen” als we omgang niet in het belang van het kind vinden”. Alle trucs waarmee het omgangsrecht kon worden weggeïnterpreteerd maakten gebruik van de toverformule “Belang van het Kind”.

Wie was dat ook weer, die kinderrechter die het had over “inlijsten en boven je bed hangen”? Het was die Utrechtse kinderrechter die nu, een week of twee geleden, in de Senaat heeft plaatsgenomen voor de partij waarmee zij geacht wordt uit volle borst het strijdlied mee te zingen: “De Staat verdrukt, de wet is logen, recht is ijdel woord”. [2] Deze senator van nu heeft tot voor enkele weken als kinderrechter zelf de macht uitgeoefend waartegen deze strijdleus zich richt. Het kan raar lopen – die partij, de SP, is uitgerekend de partij die zich in het kader van het recente wetsontwerp bij monde van verschillende kamerleden in het parlement, in het partijprogramma en in de media sterk heeft gemaakt voor de integriteit van het ouderschap. Daarover later meer.

Het werd 1995. Voor de wet bestaat er omgangsrecht, voor de rechters allerminst. Nederland ratificeert het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, met in artikel 18: “De Staten verzekeren erkenning van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind”. Daaraan gevolg gevend heeft de wetgever in 1998 de één-ouder-voogdij afgeschaft – voortaan behielden beide ouders bij scheiding het ouderlijk gezag.

Dat was overigens al sinds 1984 in de rechtspraak van de Hoge Raad bij wijze van gunst toegestaan, maar dan alleen aan ouders die, wijzer dan de wet, na scheiding zèlf besloten tot co-ouderschap. Maar dat de wetgever dat tot algemene wettelijke regel verhief – dàt ging de Hoge Raad te ver. Onze Hoge Raad geeft alléén een oplossing aan ouders die géén probleem hadden. Rechtszekerheid? Dat problemen juist het gevolg zijn van het ontbreken van rechtszekerheid wordt door de Hoge Raad blijkbaar niet beseft. Rechtspcychologie? “Terra incognita.” Het vredestichtend effect van rechtszekerheid (integriteit van het ouderschap) – geen enkele overweging waard. Om de wet op het gezamenlijk gezag na scheiding uit te hollen opende de rechtspraak wederom haar trukendoos. Uit hun hoge hoed toverden de rechters de niet-wettelijke term “Hoofdverblijf”. Daarmee werd in wezen de afgeschafte ouder-voogd-constructie, in een nieuw jasje vermomd, heringevoerd: Één ouder wordt door de rechter benoemd tot hoofdouder (krijgt het hoofdverblijf van de kinderen), de ander blijft achter als bijouder met lege handen en – niet te vergeten – met lege portemonnee.


Gezamenlijk gezag: “De wet is logen. Recht is ijdel woord…”

Rechtspsychologie: “Terra incognita.”

En dan nu 2007. Wet bevordering voortgezet ouderschap aangenomen door de Tweede Kamer. Een wetsontwerp dat de beslissingsruimte van de rechters nóg meer verruimt, de beslissingsvrijheid van de rechters die categorisch iedere nieuwe ontwikkeling in het familierecht plegen uit te hollen, rechters die het forum creëren voor de echtscheidingsconflicten. Conflicten die er niet geweest zouden zijn als de wet zich beperkte tot een ordemaatregel in plaats van de rechter aan te stellen als inquisiteur, als totalitaire (belang van het kind) regelaar van het familieleven van gescheiden mensen. Rechters die aan de gevolgen van hun wetondermijning de legitimatie ontlenen voor hun wetondermijning. Een wet die nog altijd ouders als gladiatoren de arena injaagt om te strijden over het belang van het kind, waar zij, vóór zij het in de gaten hebben, verwikkeld raken in een strijd om de alleenheerschappij over hun kind. Dat alles onder het moraliserende oog van de rechters, die er, net als de decadente keizers van weleer, in slagen het slechtste in plaats van het beste in de mens naar boven te halen.

Een wetsontwerp waarin toenmalig Justitieminister Donner in zijn argeloosheid de in 1998 afgeschafte één-oudervoogdij terugcodificeert onder de vlag van “hoofdverblijfplaats van de kinderen”, met de impliciete alleenheerschappij die de hoofdouder daarmee toevalt, inclusief de macht om de omgang met de andere ouder te blokkeren. Met moeder als “equities darling”.

Als deze wet wordt aangenomen door de Eerste Kamer – wat God verhoede – dan moet één ding duidelijk zijn:

“Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na scheiding of beëindiging van de samenwoning recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.” (Amendement De Wit, SP)

Om nog even bij Shakespeare te blijven: “What hast thou then more than thou hadst before?” (Sonnet 40) We hádden toch al gezamenlijk gezag sinds 1998? Gezag hebben en niet standaard je kind mogen verzorgen, wie heeft dat ooit in zijn bolle hoofd gehaald?

Het is de verdienste van de afdeling Deventer van de SP. Het is de verdienste van kamerlid Jan de Wit die met dit amendement (kamerstuk 26 van het wetsvoorstel) ondubbelzinnig de integriteit van het ouderschap in de bolle hoofden van de rechters heeft ingeprent.

Peter Prinsen


[1] Polonius: “What do you read, my lord?”
Hamlet: “Words, words, words.”
Polonius: “What is the matter, my lord?”
Hamlet: “Between who?”
Polonius: “I mean the matter that you read, my lord.”

[2] Internationale (lied) – WikipediaA cappella: MP3 (3.3MB, 3:34, 128kbps) door het koor De Stem des Volks (van de CD “De Rooden Roepen”)

Datum

Type

Titel

17/06/07

Tekst/foto’s

Verslag met foto’s door Peter Tromp

Vaderdag 2007 op Brink in Deventer was zeer geslaagd !!

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Joep Zander met dankwoord aan de SP-Deventer voor haar initiatief dat aan de wieg lag van het aangenomen kameramendement 26 tot gelijkwaardig ouderschap na scheiding

17/06/07

Tekst/foto’s

Vaderdagspeech van Peter Prinsen met kanttekeningen bij het wetsvoorstel “Bevordering voortgezet ouderschap na scheiding” (30145)

17/06/07

Fotoalbum

Overzicht van alle foto’s

Diashow van alle foto’s

17/06/07

Video

Videofilmpje (nog in voorbereiding)