160. Belang van het kind? Nee, een rechtsstaat voor het kind (Jeugdzorg, TV-reportage Eén Vandaag van maandag 22 september 2008)

Wie is er nu tegen het belang van het kind? Niemand toch?
Conclusie: wie zich daar toch op beroept om zijn daden, beleid of beslissing te motiveren komt blijkbaar argumenten tekort.

Kinderbeschermers leggen een overdreven nadruk op het belang van het kind. Met dat argument claimen kinderbeschermers het octrooi op het gelijk. “Wie niet vóór ons is, is tégen het kind”, zeggen zij eigenlijk (en zelf geloven zij daar heilig in). Dat kàn natuurlijk niet in een rechtsstaat. De alarmbellen zouden moeten gaan rinkelen bij ieder inroepen van het belang van het kind-argument. Toch is het belang van het kind al decennia lang de niet om nadere motivering vragende, politiek correcte dooddoener van autoriteiten bij letterlijk elk debat, elke beslissing over kinderen.

Wie kritiek heeft op wat kinderbeschermers of kinderrechters doen of beslissen vindt altijd dat belang-van-het-kind-argument tegenover zich. Wie in de valkuil trapt om dat argument serieus te riposteren om toch zijn kritiek te verdedigen neemt zijn toevlucht tot een strategie van relativering en gaat wijzen op “ook andere belangen”. Niet doen dus. Niet relativeren, maar verwerpen, want het “belang van het kind-argument” is een drogreden, een valse discussiemethode die de aandacht afleidt van de kern van de kritiek. Trap er niet in! Het debat moet gaan over transparantie en “accountability” (rekenschap) en over kernvragen als: “Is uw interventie dwingend noodzakelijk in de zin der wet?”, “Heeft u zorgvuldig onderzoek gedaan?”, “Spreekt u de waarheid? Kunt u dat bewijzen? Heeft u distantie?”, “Is uw optreden adequaat, effectief of misschien juist wel contraproductief, de juiste aanpak voor het probleem?” Immers, als er ruimte is voor leugen en misleiding waarmee willekeur van autoriteiten gemakkelijk wordt toegedekt, wat heeft het dan voor zin om te twisten over het belang of de belangen van het kind? Kinderen hebben recht op “Een rechtsstaat voor het kind”.

Op maandag 22 september 2008 zond de actualiteitenrubriek EénVandaag over Jeugdzorg een schokkende reportage uit:

Kritiek op nieuwe aanpak Jeugdzorg.

Bron: ÉénVandaag – 22-09-2008

· Videolink

Sinds de tragische dood van Savanna is er veel veranderd bij Jeugdzorg. Kinderen worden nu veel sneller uit huis geplaatst, vorig jaar zelfs 3000 meer kinderen dan het jaar er voor. Deskundigen twijfelen nu echter aan deze nieuwe aanpak. Volgens hen worden de kinderen nu in een soort over-reactie te snel uit huis gehaald. We volgen een gezin waarbij de afgelopen periode twee kinderen uit huis zijn geplaatst.

Presentatie: Margriet Vroomans.

DE CASUS:

Vader en moeder Van Elst ervaren in hun gezin (dochter van 12, zoon van 9) een probleem met hun dochter: zij heeft last van smetvrees. De ouders willen dat aanpakken vóór zij aan haar middelbare school begint. Vader en moeder hebben passende hulp gezocht en denken die gevonden te hebben bij een instituut voor Psychiatrische Dagbehandeling – voor beide pubers, want zij maakten zoveel ruzie. Over de aard van de dagbehandeling van de kinderen bevat het programma geen informatie, evenmin over psychiatrische stoornissen bij de kinderen.

Het instituut voor dagbehandeling roept bij beide kinderen grote aversie op, maar hun aversie wordt niet serieus genomen. Het instituut twijfelt blijkbaar niet aan zichzelf en zonder vertrouwensbasis van de beide kinderen wordt de behandeling voortgezet.

De kinderen worden wanhopig dat hun aversie tegen de (psychiatrische!) dagbehandeling geen gehoor vindt. In theatrale bewoordingen en gedragingen verwijzen zij thuis (in woord en spel) naar zelfmoord.

De ouders kaarten dit aan bij een van de behandelaars. Als de ouders weg zijn doet deze heimelijk aangifte van zelfmoorddreiging bij Jeugdzorg.

Zonder onderzoek overvalt de Kinderbescherming het gezin en haalt de kinderen met de politie uit huis en brengt hen naar een geheime plaats. Vervolgens gaan Jeugdzorg en Kinderbescherming op zoek naar onderbouwing voor hun actie.

Bij de psychiater van de dagbehandeling kan Jeugdzorg die gewenste onderbouwing niet vinden: geen sprake van acuut gevaar van suïcide. Dan maar naar andere deskundigen. Op basis van een door Raad of Jeugdzorg gefabriceerd verhaal, en zonder de kinderen gezien te hebben, verklaren die andere deskundigen telefonisch aan Jeugdzorg of Raad dat sprake is of kan zijn van suïcidegevaar en van seksueel misbruik.

Het gefabriceerde verhaal en de verklaring van de andere deskundigen wordt voorgelegd aan de kinderrechter, terwijl het ontkennende rapport van de voor de behandeling verantwoordelijk psychiater wordt achter gehouden. De kinderrechter geeft aan Jeugdzorg de gevraagde definitieve machtiging uithuisplaatsing.

Micha de Winter (Hoogleraar Pedagogiek) wijst er in de uitzending op dat Jeugdzorg is doorgeslagen na “Savanna”. Er moet, zo zegt hij, niet alleen naar het belang van het kind gekeken worden, maar ook naar het belang van het gezin of van de ouders.

Dan reageert Tweede Kamerlid Mirjam Sterk (CDA) op de casus. Haar conclusie is verbijsterend:

  1. Er moet meer hulpverlening komen voor de achterblijvende ouders.
  2. Er moet meer hulpverlening komen voor kinderen in de thuissituatie.
  3. Van alle hulpverleners die zich met een gezin gaan bemoeien moet er één eindverantwoordelijk worden; de wethouder moet daarop “afgerekend” kunnen worden.
  4. Er moeten meer gezinsvoogden worden aangesteld want zij hebben het veel te druk.

Dat de zaak ontspoord is schijnt niet tot haar door te dringen.

CONCLUSIE

Waar ging deze casus ook weer over?

  • De ouders zochten en kregen hulp – psychiatrische dagbehandeling voor hun kinderen. (Vraag: was er dan sprake van een psychiatrisch probleem?)
  • De hulp werkte averechts – het probleem werd groter.
  • In plaats van eigen falen in overweging te nemen als oorzaak lieten de hulpverleners de kinderen uit huis halen.
  • De kinderrechter liet zich, als een soort collega van Kinderbescherming en Jeugdzorg, misleiden en bekrachtigde de uithuisplaatsing.

Wacht u voor inschakelen van hulp of opvoedingsondersteuning (zoals straks Rouvoets Centrum voor Jeugd en Gezin in uw gemeente).

POLITIEKE CORRECTHEID.

Karakteristiek is de reactie van de politiek (bij monde van Mirjam Sterk, CDA): Bij falen van de remedie: méér van hetzelfde.

Over meerdere decennia bezien blijkt “de politiek” met een navrante vorm van estafettewetgeving bezig te zijn, met het kinderbeschermingsgedrocht als estafettestokje:

  • In de eerste helft van de vorige eeuw was de (toenmalige) Voogdijraad uitgegroeid tot de meest gehate institutie van het land. De volksmond sprak van “Kinderdief” (voor die tijd een gedurfd scheldwoord).
  • In 1954 heette het in de wet tot reorganisatie van de Voogdijraden, in parlementair understatement: “dat een wijziging van de naam wel wenselijk is, al ware het slechts, omdat de naam “voogdijraad” bij het publiek langzamerhand een minder gunstige klank gekregen heeft, hetgeen aan het werk van de raad niet ten goede komt”. De Voogdijraden werden vervangen door de Raden voor de Kinderbescherming.
  • In de 90-er jaren leidde het optreden van de Raden voor de Kinderbescherming tot een Zwartboek Kinderbescherming en tot de roep om een parlementaire enquête. De Staatssecretaris stelde een Commissie Gijsbers in. De Tweede Kamer stelde de Commissie Vliegenthart in. Dat leidde tot een formeel klachtreglement (een stoplap), tot hervorming van de OTS (meer macht voor gezinsvoogdij-instellingen), wet op de jeugdzorg en uiteindelijk tot Bureau Jeugdzorg dat in de frontlinie vóór de Raad voor de Kinderbescherming werd geplaatst, geflankeerd door Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
  • Inmiddels wordt er een Minister voor Jeugd en Gezin achtervolgd met ambivalente publiekshaat tegen het Bureau Jeugdzorg en wordt een nieuwe bureaucratische laag ingevoerd: in elke gemeente een of meer Centra voor Jeugd en Gezin. Met nieuwe wapens om tegen de ouders in te zetten: elektronisch kinddossier en verwijsindex. Alle artsen, leraren en onderwijzers, maatschappelijk werkers, vroedvrouwen enz. enz. worden onbezoldigde opsporingsambtenaren: méér van hetzelfde. Gevolg: wachtlijsten, meer geld, meer wachtlijsten, nog meer geld enz.

WAT DAN?

Voor de hand ligt de vraag wat er dàn moet gebeuren.

Dat is de verkeerde vraag.

De Eén-Vandaag-casus noopt, op alle niveaus, van politiek tot werkvloer, enkel tot de nimmer gestelde vraag: “Waar zien wij het fout?” Het antwoord op die vraag luidt: “Wij moeten ophouden met ons te verschuilen achter het Belang van het Kind als rechtvaardiging van hulpverlening”. Bekommernis om het belang van het kind mag ons nooit verleiden om de waarheid geweld aan te doen, rechters te misleiden, ouders als lastige, maar verder irrelevante entiteiten te beschouwen.

Wij moeten terug naar een rechtsstatelijker houding, waarin de integriteit van het ouderschap weer wordt gerespecteerd en Staatsopvoedingsverantwoordelijkheid in de ban is. Dat betekent: Hulpverleners zíjn niet “verantwoordelijk” voor de kinderen van burgers. Ook justitiële ambtenaren (Rechters, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg) zijn dat niet. (Semi-)ambtenaren zijn dienaren van de Rechtsstaat. Zij bedriegen niet, zij vervalsen niet, zij misleiden de rechter niet, zij zijn deugdzaam en zelfkritisch, zij respecteren de autonomie van de burgers, zij bewaren distantie. Hun optreden wordt door niets anders gerechtvaardigd dan door de deugdelijk en rechtsstatelijk aangetoonde noodzaak tot interventie. Kortom: zij allen gedragen zich “magistratelijk”, en dan niet voor de Bühne maar oprecht. Zij dienen zich te realiseren dat zij nooit alle ongelukken met kinderen kunnen voorkomen, zelfs niet al zouden zij alle burgerkinderen opsluiten in tehuizen.

Dat vergt een andere filosofie, hermetisch schotten tussen kinderbescherming en jeugdhulpverlening en decimering van de budgetten.

Leiden, 25 september 2008

Mr Ir P.J.A. Prinsen, oud-advocaat Familierecht
http://peterprinsen.nl