3. Oproep van oudergroeperingen aan de Tweede Kamer (inzake wetsontwerp 30 145)

Wetsontwerp Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

OPROEP AAN DE TWEEDE KAMER

Amersfoort, 21 april 2007

Ondergetekenden,

woordvoerders van groeperingen van ouders die na (echt)scheiding belemmerd zijn in de medezorg voor hun kind en in de volwaardige uitoefening van hun ouderschap,

doen een klemmend beroep op de leden van de Tweede Kamer om géén steun te geven aan het wetsontwerp Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

Terecht beoogt het wetsontwerp de gelijkwaardige betrokkenheid van beide ouders bij het leven van hun kinderen, en de band van kinderen met hun beide ouders na (echt)scheiding te beschermen.

Ondergetekenden onderschrijven de bedoelingen van het wetsontwerp, doch stellen vast:

  • dat die bedoelingen al meer dan drie decennia worden nagestreefd met telkens nieuwe wettelijke regelingen,
  • dat die regelingen blijkens de statistieken géén positief effect sorteren,
  • dat die regelingen door conservatieve en creatieve jurisprudentie keer op keer blijken te kunnen worden uitgehold en ondermijnd [1],
  • dat de thans voorgestelde regelingen de (rechtspolitieke) jurisprudentie terugcodificeren en verder even krachteloos zijn als de regelingen die in het verleden baanbrekend werden geacht,
  • dat het wetsvoorstel in intentie progressief is, maar in feite achterblijft bij de rechtsontwikkeling in landen als België en Frankrijk, en zelfs de eerdere Nederlandse vernieuwingen uitholt,
  • dat het wetsvoorstel niet steunt op rechtspsychologische [2] overwegingen die de diepere oorzaken van polarisatie blootleggen, zodat de voorgestelde regelingen niet verder reiken dan symptoombestrijding, zonder de bedoelingen waar te kunnen maken,
  • dat de voorgestelde regelingen de beoogde gelijkwaardigheid en autonomie van ouders na scheiding niet vertalen in rechtszekerheid en rechtsgelijkheid,
  • dat de feitelijke ongelijkwaardigheid polarisatie in de hand blijft werken en daardoor in de weg staat aan het meest fundamentele belang van kinderen, te weten vrede tussen hun ouders,
  • dat te ruime rechterlijke beslissingsruimte een forum creëert voor een oneigenlijke twist over het belang van de kinderen,
  • dat de feitelijke ongelijkwaardigheid tussen de ouders en de te ruime beslissingsruimte van de rechter onbemiddelbaarheid in de hand werken.

Ondergetekenden vragen de wetgever te bevorderen dat rechtspsychologisch onderzoek wordt geëntameerd ten behoeve van toekomstige wetgeving, expliciet gericht op het voorkomen van polarisatie en op het bewaren van de vrede tussen scheidende ouders, zodat autonome oplossingsgerichtheid van scheidende ouders, ondersteund door bemiddeling, tot verdere ontplooiing kan komen.

Hoogachtend,

  • Mr Ir Peter Prinsen, oud-advocaat (06-51.50.33.51)
  • Stichting Dwaze Vaders: Perry Stuart, Leo Bevaert
  • Fathers 4 Justice (F4J): Andrew Work, Marijke de Both, Dennis Grippeling
  • Stichting Kind en Omgangsrecht / Vader Kennis Centrum:
    Peter Tromp, Melchior Tijssen
  • Stichting Ouders Zonder Omgang: Arthur Ross, Theo Nieuwenhuizen
  • Stichting Kinderen – Ouders – Grootouders: Truus Barendse
  • Gescheiden Vaders Nederland: Ad Verdiesen
  • Joep Zander, pedagoog en schrijver
  • Rob van Altena, publicist
  • Wouter Hanhart, arts
  • Wim Orbons, gezondheidseconoom

————————————————–
Voetnoten
[1] Haalbaarheidscriterium, Hoofdverblijfplaats, Omgangsontzegging ondanks gezag.
[2] Rechtspsychologie, een vorm van toegepaste psychologie, bestudeert het gedrag van mensen onder invloed van het recht, en het recht als beïnvloedingsinstrument voor gedrag.