448. Ongelijke beoordeling (m/v) van kinderontvoerders (door Rob van Altena, februari 2010)

Door Rob van Altena (*)

Volgens recent onderzoek zou wel 86 procent van de kinderontvoeringen worden begaan door de eigen moeder (Trouw, 10 februari). Dat roept opnieuw de vraag op waarom er zo geheel verschillend gereageerd wordt op kinderontvoering door de moeder resp. de vader.

In 1980, toen het Haags Kinderontvoeringsverdrag tot stand kwam, hadden vaders na scheiding geen gezag (meer) over hun kind en daardoor viel het naar een ander land meenemen door de gescheiden moeder toen niet onder dat Verdrag. Alleen als vader zoiets deed heette het ontvoeren en crimineel, als moeder hetzelfde deed heette het gewoon meenemen.

Dat veranderde op slag in 1998 met de wet op het gezamenlijk ouderlijk gezag na scheiding. Nu bleven ook vaders gezagouder waardoor ook gescheiden moeders voortaan onder toepassing van het Haags Verdrag vielen. Die nieuwe gelijkwaardigheid (v/m) heeft tot aanpassingsmoeilijkheden geleid: “Verdrag maakt van moeder ontvoerder” kopte NRC/Handelsblad (NRC, Binnenland, 27 sept. 2008). Nee natuurlijk niet: alleen het ontvoeren maakt een moeder tot ontvoerder en dat niet sinds het Haags Verdrag maar sinds de emancipatie van de gescheiden vader in 1998.

Een breed offensief tegen het Haags Verdrag – dat voordien louter geprezen werd – is in 2002 ingezet met een rapport van de Stichting De Ombudsman (niet te verwarren met de nationale ombudsman) te Hilversum. Die stichting behoort tot de PvdA-familie en werd landelijk bekend door de VARA-tv ombudsmannen Frits Bom en Marcel van Dam. Genoemd rapport beschreef zeven zaken van Nederlandse moeders die getrouwd in het buitenland woonden en na mislukking van het huwelijk met de kinderen naar Nederland terugkwamen omdat “zij zich in het buitenland niet zelfstandig met kinderen kunnen of willen redden”. Het rapport vond dat zij daarin vrij zouden moeten zijn en omschreef de moeders als de verzorgende ouders. Onder de voorbeelden waren ook grotere kinderen die nooit in Nederland gewoond hadden. “Vooral voor kleine kinderen is de aanwezigheid van de verzorgende ouder veel belangrijker dan terugkeer naar een bepaald land”. Maar dat is de tegenstelling niet: ook in het andere land zouden de kinderen na scheiding immers bij de verzorgende ouder blijven wonen. De strekking van het feministische rapport is dat het begrip ontvoering niet zou moeten gelden voor moeders.

Dat ligt ook in de lijn van het Openbaar Ministerie (OM) dat als vanouds klachten over ontvoerende moeders standaard afwijst als zijnde ‘civiele zaken’ terwijl ontvoerende vaders wel onder het strafrecht vallen. Zo zit de Frans-Algerijn Hadi Deliba al een jaar of tien in Nederland vast wegens ontvoering en ontvoerd houden, terwijl het zwaarst bekende vonnis tegen een moeder (de niet-verzorgende ouder Marjorie D. die haar zoontje uit Spanje ontvoerde en drie jaar in Nederland ondergedoken hield) enkele maanden voorwaardelijk bedroeg. Geen wonder dat 86% van de ontvoeringen door moeders begaan worden.

De Tweede Kamer vertoont opvallend zwenkend gedrag al naar gelang welke ontvoeringszaak net in de schijnwerpers staat. Is dat een ontvoering door een moeder dan wordt er aangedrongen op verzachting van het Haags Verdrag, als wat later weer eens een vader het gedaan heeft dan moet alles tegen hem worden ingezet en hetzelfde Verdrag juist aangescherpt. Enkele markante voorbeelden:

Moeder. Met kerstmis 1998 kwam de Amerikaan Les F. met zijn Nederlandse vrouw en drie grotere kinderen naar Nederland voor vakantie. Op de dag voor de terugreis deelde zijn vrouw hem mede dat zij wilde scheiden en met de kinderen in Nederland blijven. Blijkbaar had de man toen meteen moeten terugzeggen dat de kinderen de volgende dag met hem mee naar Amerika moesten anders gold hun blijven niet meer als achterhouden in de zin van het Haags Verdrag. Toen hij kort daarna, na raadplegen van zijn advocaat, vanuit Amerika toepassing van dat Verdrag eiste, was dat volgens het gerechtshof Den Bosch te laat. Niettemin had de moeder in eerste instantie bij de rechtbank Breda ongelijk gekregen waarop zij met de kinderen een paar maanden had ‘moeten’ onderduiken. Naar aanleiding van dat laatste vroegen de fractievoorzitters Verhagen en Dittrich in de Tweede Kamer versoepeling van het Haags Verdrag: “de huidige regeling is te knellend”.

Vader. Bepaald tegengesteld waren de reacties op de ontvoering van Sarah en Ammar door hun Syrische vader in augustus 2004. Zoals bekend was er een aangestuurde taxirit van de kinderen (‘vlucht’) naar de Nederlandse Ambassade in Damascus, waar zij toen zeven maanden verbleven. Eind 2006 stond de Syrische vader hen toe vandaar naar Nederland terug te keren onder schriftelijke toezegging dat hijzelf niet opgesloten zou worden als hij hen in Nederland zou bezoeken. Toch begon het OM de vervolging alvast voor te bereiden, de civiele rechter was het OM nog voor en schrapte vaders gezag en bezoekrecht. Met deze zaak voor ogen had het Kamerlid Anja Timmer (PvdA) ondertussen al een initiatiefwet ingediend om de maximumstraf voor ontvoering op te trekken van 7 naar 9 jaar en ook het voorbereiden van ontvoering strafbaar te stellen. Haar voorstel is op de lange baan geschoven maar nooit ingetrokken.

Moeder. Een ontvoerende moeder was dan weer de Canadese Lalena L. die 11 jaar lang getrouwd in Nederland woonde en in oktober 2005 met haar drie Nederlandse kinderen op een vliegtuig stapte om hun leven in Canada voort te zetten. Volgens haar had haar Nederlandse man daarmee ingestemd, volgens hem wist hij niet beter of zij gingen met vakantie. Terwijl deze zaak zich door de Canadese rechtspraak voortsleepte kwam op grond van een Kamermotie in juni 2006 in Hilversum het zwaar gesubsidieerde Centrum Internationale Kinderontvoering tot stand. Dat Centrum is niet anders dan een gespecialiseerde afdeling van de al genoemde Stichting De Ombudsman en werkt op basis van het feministische Ombudsman-rapport uit 2002, zodat het ondanks de neutrale benaming niet als een onafhankelijk kenniscentrum kan worden beschouwd. Directeur Els Prins is ook directeur van de Stichting De Ombudsman. In het eerste jaarverslag werd ook het standpunt van de Canadese Lalena L. kritiekloos overgenomen. Meteen nadat deze door de Canadese rechter aangezegd kreeg de kinderen naar Nederland te laten teruggaan, stelde het Kamerlid Teeven (VVD) op 31 januari 2007 onder verwijzing naar de Stichting De Ombudsman vragen aan de minister omdat een “legalistische” uitleg van het Haags Verdrag niet in het belang van de kinderen zou zijn. De crimefighter Teeven komt van het vrouwvriendelijke OM maar zelfs dan is deze opstelling onbegrijpelijk: waarom zou het niet in het belang zijn van Nederlandse kinderen die uitsluitend in Nederland waren opgegroeid (de oudste had hier de basisschool al doorlopen) om in Nederland te blijven? Omdat moeder liever in Canada woonde?

Moeder. Nog veel meer emoties kwamen los toen Margot B. met de in Australië opgegroeide dochter van acht in april 2007 naar Nederland terugkeerde en de Australische vader een verzoek tot teruggeleiding indiende dat betwist werd omdat hij eerder met hun vertrek zou hebben ingestemd. Om dat twistpunt gaat het hier niet, wel om de reacties. Zo sneed de burgemeester van haar woongemeente een felicitatietaart aan met de woorden dat “moeder en kind in principe nooit van elkaar gescheiden mogen worden” en werd B. door een gerechtshof aangemerkt als de ‘verzorgende ouder’ terwijl zij toch altijd in haar beroep gewerkt had en dat alleen een jaar had opgeschort om zich op haar proces te concentreren. De Tweede Kamer was nu helemaal ontketend: in november 2008 werden zes moties aangenomen, vooral om ontvoerende moeders te steunen, de meest verstrekkende die van Khadija Arib (PvdA) – die van zichzelf bericht dat zij als sterke vrouw gelijktijdig kon werken, studeren en drie kinderen opvoeden. Haar motie verzoekt de regering het Haags Verdrag niet toe te passen wanneer dat niet in het belang van het kind is (zulks gezien als wonen bij de moeder). De actieve Teeven stelde in februari en maart 2009 opnieuw Kamervragen, met name over het vooraf afspreken van een omgangsregeling tussen het teruggeleide kind en de ouder die achterblijft. Op zich prima, maar wel met verwijzing naar twee gevallen van achtergebleven moeders, niet naar b.v. de achtergebleven Syrische vader.

Vader. De jongste nationaal bekend geworden ontvoering, door de Nederlandse Amerikaan Paul L. in mei 2009 uit Ede, riep dan juist weer verontwaardiging over de daad op. Cörüz (CDA) eist in Kamervragen strikte toepassing van het Haags Verdrag! Slachtofferhulp ontfermt zich over de Oekrainse moeder, een steuncomité zamelt geld in. Els Prins: “Ontvoeren kan echt niet”.

De gelijkheid van vader en moeder voor het Haags verdrag heeft het nog maar moeilijk, de moeder wordt als vanzelfsprekend als de betere ouder gezien. Maar zijn kinderen werkelijk beter af bij hun gescheiden moeder? Over zowat alles zijn statistieken voorhanden maar juist aan deze heikele vraag lijken CBS en WODC zich niet te wagen. Toch is er hier en daar (bv. in het onderzoek door Borgers, Dronkers en van Praag, 1994) uitgekomen dat het gezin met gescheiden alleenstaande moeder nu juist het slechtste gezinstype zou zijn om in op te groeien. Het vadergezin doet het stukken beter, bijna zo goed als het beste gezinstype: dat met ouders die bij elkaar blijven.

(*) Rob van Altena is voormalig leraar en juridisch publicist.

Bronnen:

“Maar uit haar (juriste Aline Nederveen van de Universiteit van Utrecht) onderzoek blijkt dat nu zowel in Nederland als in Duitsland in verreweg de meeste gevallen de moeder de ontvoerende ouder is. „In Nederland is in 86 procent van de internationale kinderontvoeringszaken de moeder de ontvoerende ouder en in Duitsland in 82 procent”, zegt Nederveen.”
Bron: Perdiep Ramesar, ‘Kinderontvoering loont vaak’, Trouw, De Verdieping, 10 februari 2010; http://www.trouw.nl/achtergrond/deverdieping/article2984393.ece/Kinderontvoering_loont_vaak_.html