48. Editorial “Gelijkwaardig ouderschap” uit het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (Jrg. 2007, nr 10, oktober 2007)

(Editorial op citaat: N.b. Voor het commentaar van het Vaderkenniscentrum op dit editorial zie onderaan het editorial.)


Editorial “Gelijkwaardig ouderschap”

Editorial uit het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, Jaargang 2007, nummer 10, oktober 2007

Mr. drs. Jeanette Kok (*)

Op 12 juni 2007 is het wetsvoorstel bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30145) dat onder meer het ouderschapsplan introduceert en de flitsscheiding afschaft, door de Tweede Kamer aanvaard. Het is de Ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin gelukt om het wetsvoorstel door de Tweede Kamer te loodsen ondanks de kritiek dat een procedure voor een administratieve echtscheiding ter vervanging van de flitsscheiding in het wetsvoorstel ontbreekt. Bij amendement De Wit (nr. 26) is het zogenoemde gelijkwaardig ouderschap na scheiding in de wet vastgelegd. Het is de vraag welke betekenis deze nieuwe norm gaat krijgen.

De Wit heeft in navolging van Luchtenveld (29 676) een amendement ingediend om het gelijkwaardig ouderschap in de wet op te nemen. De norm komt er kort gezegd op neer dat een kind over wie de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders behoudt na ontbinding of beëindiging van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of de samenleving. Het amendement behaalt een krappe meerderheid, de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de PvdDieren, de SGP, het CDA en de PW stemmen voor het amendement, de overige fracties tegen.

Op het eerste gezicht klinkt het amendement sympathiek. Ik ben het met de heer De Wit eens dat een gelijkwaardige uitoefening van het ouderschap de norm zou moeten zijn. Gelijkwaardig ouderschap zou dan wel moeten worden opgevat als: de ene ouder is niet meer gerechtigd dan de andere ouder tot uitoefening van het gezag en daaraan verandert de scheiding als zodanig niets. En in dit laatste punt zit het probleem. In het nieuwe vijfde lid van art. 247 is namelijk bepaald dat ouders bij het maken van afspraken over de kinderen rekening kunnen houden met praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de beëindiging van de relatie, echter uitsluitend voor zover en zolang de desbetreffende belemmeringen bestaan.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel heeft de Minister van Justitie geprobeerd enige duidelijkheid te krijgen over de betekenis van het opnemen van de norm in de wet. De opname van de norm in de wet mag immers niet louter een symbolische functie hebben. In antwoord hierop refereert De Wit aan de uitspraak van de Rechtbank Haarlem (LJN AZ5284) waarin is bepaald dat de man en de vrouw gerechtigd zijn telkens afwisselend één week omgang te hebben met hun twee kinderen in die zin dat de ouders in het kader van de omgangsregeling afwisselend een week bij de kinderen in de echtelijke woning zullen verblijven. De ouders dienen dus iedere week hun spullen te pakken in plaats van de kinderen. Ik hoop dat deze uitspraak, zoals de rechter stelt, in het belang van het kind is en de uitspraak niet leidt tot nieuwe conflicten tussen de ouders. Voortdurende ruzies zijn immers voor kinderen het ergst en het meest schadelijk op de korte en lange termijn.

Het voorbeeld van De Wit doet vermoeden dat hij bedoelt dat gelijkwaardig ouderschap in conflictsituaties co-ouderschap betekent, tenzij er praktische belemmeringen zijn. Dit is ook de uitleg die Van Bommel en Zander hieraan geven. Zij stellen onder meer dat gelijke rechten voor ouders de enig denkbare basis is om beide ouders onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid te laten dragen. Dit betekent dat zowel de vader als de moeder de plicht en het recht hebben om gelijkwaardig aan de opvoeding deel te nemen. Bij gebrek aan enige overeenstemming tussen de ouders kan dat in hun ogen betekenen dat er ook kwantitatief een 50-50% verdeling van de zorg plaatsvindt (Stcrt. 26 oktober 2005).

Uiteraard zijn ouders gelijkwaardig. Dit komt juridisch reeds tot uitdrukking in het uitoefenen van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Indien de nieuwe rechtsnorm echter een meer dwingend karakter zou gaan krijgen, vergroot dit naar mijn mening alleen maar de kans dat het kind in conflictsituaties tot speelbal wordt gemaakt van strijdende ouders.

Ik ga er graag vanuit dat de rechtspraak wel wijzer zal zijn en de norm niet op deze wijze zal gaan uitleggen!

(Einde editorial op citaat)

(*) Mevrouw mr. drs. Jeanette Kok is Raadadviseur bij de Directie wetgeving, sector privaatrecht, van het Ministerie van Justitie


Commentaar bij het Editorial van het Vaderkenniscentrum:

Klein groepje moeder- en justitielobbyisten tegen gelijkwaardig ouderschap maakt dienst uit in familie- en scheidingsrecht

Een klein groepje machtige, als “moedermaffia” (*) bekend staande feministische juristen en doctorandussen uit het Ministerie van Justitie, rechterlijke macht, kinderbescherming en universitaire wereld houdt het Nederlandse familie- en scheidingsrecht al decennia lang in een ijzeren wurggreep gevangen en blokkeert elke ontwikkeling naar een meer gelijkwaardig en gedeeld ouderschap na de scheiding. Steeds dezelfde namen duiken daarbij op en het groepje blijkt over een uitstekend georganiseerde politieke en juridische lobby te beschikken.

Men leest de Tweede Kamer als wetgever daarbij publiekelijk de les en aarzelt ook niet om bij meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen wetgeving openlijk tegen te werken, zoals blijkt uit dit editorial van Jeanette Kok, justitieambtenaar van de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie, en Raadadviseur van de Minister van Justitie, uit het oktober 2007-nummer van het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (het tijdschrift van de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht dat tevens spreekbuis is van en voor de rechtspraak in het familierecht) .

Jeanette Kok verklaart in dit editorial over het wel of niet in uitvoering nemen van het op 12 juni 2007 door de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel 30145 op de “Bevordering van het voortgezet ouderschap na scheiding” op voorhand immers openlijk het volgende :

“Ik ga er graag vanuit dat de rechtspraak wel wijzer zal zijn en de norm niet op deze wijze zal gaan uitleggen!”

Deze openlijke oproep aan de rechtspraak tot het terzijde leggen van de wetgeving van de Tweede Kamer wordt vervolgens weer door anderen uit het machtsgroepje zoals de oud-rechter Nanneke Quik-Schuijt in de Eerste Kamer overgenomen om de minister van justitie Hirsch-Ballin via schriftelijke vragen bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer tot de (op haar beurt weer door zijn Raadadviseur Jeanette Kok dan weer aan de minister gesouffleerde) nadere uitspraak in zijn schriftelijk antwoord te brengen dat het gelijkwaardig ouderschap door de rechterlijke macht niet in uitvoering zal hoeven te worden genomen. (Voor de inbreng van mevrouw mr. Quik-Schuijt op dit punt zie ook elders op deze website.)

In haar Editorial gericht tot de rechtspraak neemt mevrouw mr. drs. Jeanette Kok, Raadadviseur bij de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie, uit dit groepje het daarbij met de aanduiding “krappe meerderheid” ook niet erg nauw met de waarheid. Bij de stemmingen in de Tweede Kamer heeft immers een ruime en grondwettelijke meerderheid van de Tweede Kamerleden vóór het Amendement 26 op Gelijkwaardig Ouderschap bij Wetsvoorstel 30145 gestemd. Alleen PvdA en CU stemden uiteindelijk tegen. (**)

Op deze wijze maakt dit kleine machtsgroepje middels dergelijke eentweetjes feitelijk steeds de dienst uit wat betreft de wetgeving inzake het Nederlandse familie- en scheidingsrecht en zet men keer op keer de Tweede Kamer en de minister van justitie met de rug tegen de muur.


(*) De term Moedermaffia is in Nederland een geliefde en veelgebruikte term door Henk Hanssen van de populaire vadersite IkVader om te beschrijven welke weerstand hij tegenkomt tegen betrokken vaderschap van de zijde van Nederlandse moeders en vrouwen. De aanduiding “Moedermaffia” is afkomstig van de Brits-Australische schrijfster Adrienne Burgess. Daarmee wordt geduid op het ongebreidelde en egocentrische poortgedrag en machtsdenken van een groep vrouwen en moeders die vaders en mannen koste wat het koste uit het leven van hun kinderen willen buitensluiten. Zij beroepen zich bij het vooropstellen van het eigen moederbelang naar willekeur op “het belang van hun kinderen”, dat daarbij volstrekt met het eigen moederbelang vereenzelvigd wordt. De Nederlandse rechtsfilosofe en hoogleraar Rechtstheorie Dorien Pessers heeft in dit verband gesproken over een “doorgeschoten familierecht” in Nederland waarin de machtsverhoudingen tussen de sexen eenzijdig ten gunste van moeders en ten nadele van vaders zijn doorgeslagen.

(**) Bij de stemming over Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30145 hebben uiteindelijk 39 kamerleden tegen en 111 kamerleden vóór gestemd. De VVD heeft haar aanvankelijke nee-stem later gecorrigeerd in een ja-stem en dat ook aan de Eerste Kamer per missive laten weten (zie hiervoor het Eerste Kamer-document met de VVD-stemcorrectie hieronder). Het gaat hier derhalve om een zeer ruime, zelfs grondwettelijke, kamermeerderheid, die met de beste wil van de wereld geen krappe meerderheid genoemd kan worden zoals Jeanette Kok in haar Editorial doet :: 74% van de Tweede Kamerleden heeft vóór Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30145 op het Gelijkwaardig Ouderschap gestemd.


Stemcorrectie VVD inzake Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30 145:

“De VVD heeft in de plenaire vergadering van 20 juni 2007 laten weten geacht te willen worden vóór dit amendement te hebben gestemd.”

Bron:

Eerste Kamer; Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30.145)


http://www.eerstekamer.nl/9324000/1/j9vvgh5ihkk7kof/vh6xlx3hg5vq

Zie daar onder de kop “Behandeling in TK”:

12 juni 2007
– stemmingsoverzicht (herzien)

Afdeling Inhoudelijke Ondersteuning

stemmingen in de Tweede Kamer

Herzien in verband met stemming amendement 26 (21 juni 2007)

aan: de leden en plv. leden van de vaste commissie voor Justitie
datum: 13 juni 2007

betreffende wetsvoorstel 30145:
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

Artikel I, onderdeel G
(De Wit)

Het is in het belang van het kind dat het contact heeft met beide ouders en ook verzorgd wordt door beide ouders. In het wetsvoorstel worden twee normen ontwikkeld; de ene ouder is verplicht de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te bevorderen, de ouder zonder gezag heeft ook de plicht omgang te hebben met zijn kind. Het wetsvoorstel is hierin niet duidelijk genoeg.

Gelijke rechten en plichten voor beide ouders is de basis om beide ouders onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid te laten dragen. Beide ouders hebben het recht en de plicht om gelijkwaardig aan de opvoeding deel te nemen. Ouderschap is uitsluitend gebaseerd op de relatie kind-ouder, niet op de relatie tussen ouders onderling. De continuering van de opvoedingsrelatie tussen kind en beide ouders is in het belang van het kind. Gelijkwaardig ouderschap en een opvoedingsplicht dienen ook na een echtscheiding, een geregistreerd partnerschap of een periode van samenleven centraal te blijven staan.

Om expliciet duidelijk te maken dat beide ouders gelijke rechten en plichten hebben wordt gelijkwaardig ouderschap de norm. In de wet wordt opgenomen dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Deze wettelijke basis voor gelijkwaardig ouderschap geeft ouders een uitgangspositie om gezamenlijk tot een bij hun situatie passende oplossing te komen.

Aangenomen. Voor: SP, GroenLinks, D66, PvdD, SGP, CDA en de PVV

De VVD heeft in de plenaire vergadering van 20 juni 2007 laten weten geacht te willen worden vóór dit amendement te hebben gestemd.