Stelling:
Er is geen enkele behoefte aan een Kinderombudsman als weer een nieuwe kinderbeschermingsinstantie zoals nu in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld, maar aan een Kinderombudsman waar ouders en kinderen ook werkelijk met hun klachten tegen de overheid, de kinderbescherming en de jeugdzorg terecht kunnen en die die klachten ook serieus onderzoekt en vanuit dat perspectief aanbevelingen voor verbetering doet.
Vanuit het oogpunt van de reeds naar de overheid doorgeslagen machtsverhoudingen en de ‘equality of arms’ voor burgers, ouders en kinderen, dient niet het perspectief van de overheid en haar bestuursorganen weer opnieuw centraal te worden gesteld bij de in te stellen Kinderombudsman, maar juist dat van ouders en hun kinderen die met deze overheid te maken krijgen.
Livestream
Via internet kunt u vanmiddag om 16.00 uur desgewenst rechtstreeks de plenaire vergadering van de Eerste Kamer volgen. (In de regel wordt in de Eerste Kamer alleen op dinsdagmiddag vergaderd.)
StenogramVan iedere plenaire vergadering wordt een woordelijk verslag gemaakt. Het ongecorrigeerde verslag ofwel ‘stenogram’ wordt meestal op de dag na de vergadering op deze website gepubliceerd. Klik hier voor de meest recente stenogrammen.Stukken
De vanmiddag geagendeerde stukken rond het Wetsvoorstel Kinderombudsman zijn hier te vinden:
Dit wetsvoorstel heeft de vorm van een wijzigingswet op de Wet op de Nationale Ombudsman en stelt een Kinderombudsman aan als substituut-ombudsman bij het bureau van De Nationale Ombudsman en bepaalt daarvoor een specifieke eigen (en dus andere) werkwijze en taakstelling.
De Nationale Ombudsman behandeld normaal klachten van burgers tegen het overheidsapparaat. M.i. proberen de protagonisten van een ‘Ombudsman voor kinderen’ met dit wetsvoorstel echter juist het klachtrecht van burgers, ouders en kinderen in ‘kinderzaken’ te vervagen, beperken, belemmeren en tegen te werken, ten gunste van ‘een zgn. veel bredere en algemenere’ onderzoekstaakstelling naar klachten (incl. de klachten uit of van bestuursorganen, naast de private klachten van burgers) door de Kinderombudsman, een en ander zgn. in het ‘belang van de jeugd’ (jawel, daar istie weer, die gouden haarlemmerolie-formule van en voor kinderbescherming en jeugdzorg!).
De Kinderombudsman is in het wetsvoorstel nl. niet verplicht om alle klachten van ouders, kinderen en jongeren te onderzoeken. De Kinderombudsman krijgt daarin eigen beslissingsbevoegdheid (zgn. eigen discretie), Volgens Arib doet de kinderombudsman in haar wetsvoorstel dan ook vooral veel meer dan klachten behandelen: nl. misstanden signaleren en onderzoeken, voorlichting geven over kinderrechten en het doen van aanbevelingen.
M.i. heeft de politiek daarmee de onderzoeksruimte van de Kinderombudsman in individuele klachten van burgers beperkt ten gunste van een soort algemene onderzoeks- en adviestaakstelling aan politiek en overheid op aangeven van kinderbescherming en jeugdzorg (de zgn. klachten uit of van bestuursorganen). De Kinderombudsman uit het onderhavige wetsvoorstel onderzoekt kortom niet alle klachten van burgers meer, maar ‘vooral’ zaken die door die instanties en bestuursorganen als kinderbescherming en jeugdzorg ook ‘in het belang van de jeugd’ als ‘algemeen onderzoekwaardig’ geacht worden.
Instanties als kinderbescherming en jeugdzorg schuiven daarmee naar mijn opvatting opnieuw het individuele klachtrecht van burgers opzij en eigenen zich deze Kinderombudsman in feite als hun eigen spreekbuis toe.
Tegen deze verdere uitholling van het klachtrecht van burgers en jongeren ten gunste van een toegevoegd “klachtrecht voor bestuursorganen” (bestuursorganen zijn de instanties waarover door burgers juist geklaagd moet kunnen worden) zou m.i. daarom op zijn minst stelling kunnen worden genomen door de ouderorganisaties vindt het Vader Kennis Centrum.
Er is immers geen enkele behoefte aan een Kinderombudsman als weer een nieuwe toegevoegde ‘kinderbeschermings- of inspectieinstantie’ in het al te grote pandemonium van kinderbeschermings- en jeugdzorginstanties. Waar behoefte aan is is een Kinderombudsman die klachten van burgers, ouders en kinderen tegen kinderbeschermings- en jeugdzorginstanties (de zgn. bestuursorganen van de overheid) serieus neemt en vanuit dat perspectief ook onderzoekt en aanbevelingen doet.
Voorgeschiedenis wetsvoorstel
Het wetsvoorstel is al op 22 april 2010 in de Tweede Kamer aangenomen met de stemmen van PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en PVV.
Zie voor de stemmingen op 22 april 2010: http://ikregeer.nl/document/h-tk-20092010-80-6870
De laatste TK-debatten hierover zijn hier nog terug te lezen:
- TK, voortgezette behandeling, 21 april 2010: http://ikregeer.nl/document/h-tk-20092010-79-6765
- TK, voortgezette behandeling, 13 april 2010: http://ikregeer.nl/document/h-tk-20092010-75-6408
Verwachting is dat dit ook in de Eerste kamer zal gebeuren. De behandeling in de Eerste Kamer is daarmee dus in zekere zin helaas al weer een achterhoedegevecht.
Zie verder de documentatie en de wetstekst hieronder om zich uw eigen mening te vormen,
Peter Tromp
VaderKennisCentrum.nl
Bijlagen:
Dinsdag 15 juni 2010 10.15 uur, plenaire vergadering, Eerste Kamer
16.00 – 16.35 uur eerste termijn Kamer: Initiatiefvoorstel-Arib Wet Kinderombudsman (31.831)
17.35 – 18.40 uur: Antwoord initiatiefnemers en regering, re- en dupliek
Initiatiefvoorstel-Arib Wet Kinderombudsman (31.831)
Deze tijden zijn indicatief, waar versnelling mogelijk is zullen de tijden worden aangepast
http://www.eerstekamer.nl/plenaire_vergadering/20100615
Initiatiefvoorstel-Arib Wet Kinderombudsman
Dit initiatiefvoorstel van het lid Arib (PvdA) regelt de instelling van een Kinderombudsman. De indiener heeft dit initiatiefvoorstel ingediend omdat de regering de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Arib/Ravestein (TK 26.816, nr. 7) tot instelling van een Kinderombudsman niet wilde uitvoeren. De regering heeft aangegeven (TK 26.816, nr. 32) dat de in de motie genoemde taken in Nederland al worden uitgevoerd. De indiener was het daar niet mee eens.
Met dit voorstel wordt de Kinderombudsman bij het bureau van de Nationale ombudsman geplaatst. Volgens de indiener is door de ondertekening van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de aanbevelingen van het VN-Comité naar aanleiding van de rapportage van Nederland over de voortgang van de implementatie van het kinderrechtenverdrag, de internationale ontwikkeling op het gebied van de Kinderombudsman en ervaringen in Nederland met kinderombudswerk oprichting van een onafhankelijke Kinderombudsman nodig. Ook de manier waarop in Nederland het klachtrecht in de jeugdzorg is georganiseerd is een belangrijke aanleiding.
Het voorstel (EK 31.831, A )is op 22 april 2010 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, GroenLinks, D66, PvdD, ChristenUnie, SGP en CDA stemden voor. De Eerste Kamercommissie voor VWS/JG heeft op 1 juni 2010 het eindverslag onder voorbehoud uitgebracht. De plenaire behandeling vindt plaats op 15 juni 2010.
http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/31831_initiatiefvoorstel_arib_wet
======================================================
De laatste tekstversie van het voorliggende wetsvoorstel Kinderombudsman
:
(Leeswijzer: alleen Artikel 1 van onderhavige wijzigingswet op de Wet Nationale Ombudsman is relevant voor Nederland)
======================================================
31 831 Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman)
Eerste Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2009–2010, kst-31831-A, ISSN 0921 – 7371, ’s-Gravenhage 2010
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
22 april 2010
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is eenKinderombudsman in te stellen die zich bezig houdt met de belangen van jeugdigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel b tot c, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman, bedoeld in artikel 9, eerste lid;.
B
Na artikel 1c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1d
De artikelen 1b en 1c zijn niet van toepassing op de Kinderombudsman, voor zover die als zodanig optreedt.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «zo nodig» en wordt na «substituut-ombudsman» ingevoegd: en wijst daarbij de substituut-ombudsman aan die de functie van Kinderombudsman heeft.
2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien er geen Kinderombudsman is, draagt de ombudsman zo spoedig mogelijk zorg voor een verzoek als bedoeld in de eerste volzin.
D
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De ombudsman regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman door een substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen.
2. In het tweede lid wordt na «de ombudsman» telkens ingevoegd: of Kinderombudsman.
3. In het derde en zesde lid wordt na «de ombudsman» ingevoegd «of Kinderombudsman» en wordt na «van ombudsman» ingevoegd: of Kinderombudsman.
4. In het vierde lid wordt na «van ombudsman» ingevoegd: of Kinderombudsman.
5. In het vijfde lid wordt na «nieuwe ombudsman» ingevoegd: of Kinderombudsman.
E
Na artikel 11 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IIA De Kinderombudsman
Artikel 11a
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. jeugdige: een persoon die de meerderjarigheidsleeftijd nog niet heeft bereikt;
b. kinderrechtenverdrag: het op 20 november 1989 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 46);
c. rechten van jeugdigen: de rechten van jeugdigen, opgenomen in het kinderrechtenverdrag.
Artikel 11b
1. De Kinderombudsman heeft tot taak te bevorderen dat de rechten van jeugdigen worden geëerbiedigd door bestuursorganen en door privaat-rechtelijke organisaties.
2. Hij doet dit in elk geval door:
a. voor te lichten en informatie te geven over de rechten van jeugdigen;
b. gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de regering en de Tweede Kamer over wetgeving die en beleid dat de rechten van jeugdigen raakt;
c. het instellen van onderzoek naar de eerbiediging van de rechten van jeugdigen naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging;
d. het toezicht houden op de wijze waarop klachten van jeugdigen of hun wettelijke vertegenwoordigers door de daartoe bevoegde instanties, niet zijnde de ombudsman, worden behandeld.
3. Bij de uitvoering van zijn taken, houdt de Kinderombudsman zo veel mogelijk rekening met de mening van jeugdigen zelf overeenkomstig artikel 12 van het kinderrechtenverdrag, met de belangen van jeugdigen en met hun belevingswereld.
Artikel 11c
1. Een ieder die meent dat een of meer rechten van jeugdigen niet geëerbiedigd worden door:
a. een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 1a, eerste lid, onder b, daaronder mede worden begrepen bestuursorganen met een eigen voorziening voor de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder b;
b. een orgaan van een rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan, voor zover die:1° een bij of krachtens de wet geregelde taak ten aanzien van jeugdigen uitoefent; of
2° anderszins een taak ten aanzien van jeugdigen uitoefent op het terrein van het onderwijs, de jeugdzorg, de kinderopvang of de gezondheidszorg,
kan een klacht indienen bij de Kinderombudsman.
2. Een klacht over een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, geldt als een verzoek als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Een gedraging van een medewerker van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, onder b, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een gedraging van die rechtspersoon.
Artikel 11d
1. Op de behandeling van klachten over en onderzoek uit eigen beweging naar bestuursorganen met een eigen voorziening voor de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder b, en organen van rechtspersonen als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder b, door de Kinderombudsman zijn artikel 15 alsmede titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan een klacht als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, mondeling worden ingediend. De artikelen 9:23 onder a en 9:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn in dat geval niet van toepassing.
3. In afwijking van artikel 9:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Kinderombudsman niet verplicht een onderzoek in te stellen, indien de klacht een orgaan als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder b, betreft.
4. De in artikel 9:33 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde vergoeding van kosten vindt plaats ten laste van het Rijk indien het onderzoek betrekking heeft op een orgaan van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder b.
Artikel 11e
1. De Kinderombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan Onze Ministers, alsmede aan andere bestuursorganen en privaatrechtelijke organisaties voor zover hij dat wenselijk acht. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de Kinderombudsman bij het verslag gegevens kan voegen, slechts ter vertrouwelijke kennisneming door de leden van de Staten-Generaal en Onze Ministers.
2. De Kinderombudsman draagt er zorg voor dat het verslag openbaar wordt gemaakt en algemeen verkrijgbaar wordt gesteld.
3. De Kinderombudsman kan ook dadelijk na het afsluiten van een onderzoek de beide Kamers der Staten-Generaal en vertegenwoordigende organen van provincies en gemeenten inlichten omtrent zijn bevindingen, zo dikwijls hij de eerdere kennisneming daarvan voor het betreffende orgaan van belang acht of een orgaan als hiervoor bedoeld dit verzoekt.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken 31 959), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt artikel I, onderdeel A van deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman, bedoeld in artikel 9, eerste lid;.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), (Kamerstukken 31 959), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel 2.4, onderdeel A van die wet als volgt gewijzigd:
Artikel 2.4, onderdeel A, komt te luiden:
A
In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. openbare lichamen: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Kinderombudsman. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister voor Jeugd en Gezin,