Natuurlijk moet je kinderen beschermen en veiligheid bieden, maar ze vinden het heerlijk om af en toe losgelaten te worden, hun eigen gang te gaan en de grenzen te verkennen en, wie weet, soms ook te verleggen. En dat vinden papa’s meestal eerder en vaker goed dan mama’s.
Een paar weken geleden kwam de Duitse vicekanselier Sigmar Gabriel in het nieuws* omdat hij zijn dochtertje Marie (2) op woensdagmiddagen van het kinderdagverblijf haalt. Een stap vooruit, zou je denken, in het emancipatieproces van de Duitse man. Maar in sommige commentaren werd hem verweten te weinig ambitie te tonen. ‘Wie ooit bondskanselier wil worden, kan niet in deeltijd werken’, vond Der Tagesspiegel. En zou Gabriel zijn dochtertje niet gebruiken om bij de kiezer goede sier te maken? Als klap op de vuurpijl schreef de (vrouwelijke) commentator van Die Welt: “Wie een uitzonderlijke loopbaan nastreeft, moet weten dat dit alleen kan met 100 procent inzet”. Zelfs een paar uur zorg voor zijn kind op woensdagmiddag wordt deze vooraanstaande Duitse politicus dus kwalijk genomen. Daarmee lijkt ook in Duitsland de acceptatie van de ‘papadag’ nog ver weg.
Ik moet terugdenken aan de column ‘Weg met de papadag’ van René Diekstra, een paar jaar geleden. Hij viel toen vooral over de term, en zelf heb ik daar ook flink wat moeite mee. Maar een alternatief heb ik niet zo gauw: ‘vader-kind dag’, ‘vaderzorg dag’? Wie een leukere of meer aansprekende term weet, mag het zeggen! Belangrijker is het om te constateren dat de weerstand niet primair aan de wellicht wat ongelukkige term ‘papadag’ te wijten is, maar veeleer aan ingesleten, stereotiepe en beperkende opvattingen over de rol van moeders en vaders, respectievelijk vrouwelijke en mannelijke gedragingen en (maatschappelijke) rollen.
Louis Tavecchio
*Bron: Wierd Duk, GPD, 9 januari jl.