Een eerste date

Door Rianne Reffeltrath
Op een eerste afspraak met een man kom ik graag op tijd. Dat wil zeggen, een paar minuten te laat. Een paar minuten maar, om niet te gretig over te komen. Zo ook vandaag. Na een korte mailwisseling hebben we voor deze avond afgesproken, om 20u. Bij hem thuis, het huis waar zijn vriendin woonde en waar hij bij introk en waar hij mij en mijn broertje ontving tijdens ZIJN weekenden. Waar spreek je af tijdens een eerste afspraakje met je eigen vader, na zoveel jaar. Een eerste date, zonder vlinders maar wel met buikpijn. Op een terrasje? Nee, hoe vaak erger ik me niet aan de gesprekken die ik opvang als ik daar zit met een vriendin. Stel dat ze het gesprek opvangen, hoe bizar moet dat klinken? En zeker niet in het dorp waar we allebei nog steeds wonen, stel dat iemand ons samen ziet. In het park bij de picknicktafel? Of in een restaurant, fijn als je er tijdens het voorgerecht achter komt dat het niet klikt. Zit je daar samen tot en met het dessert.. Ook geen goed idee. Dus gewoon bij hem thuis, tegenover het busstation waar ik jaren lang iedere dag de bus heb gepakt om op school te komen.Vandaag ga ik niet met de bus. Ik sta met de auto in de file en als dit zo doorgaat kom ik niet fahionably late maar gewoon schandalig veel te laat. Niet sjiek op een eerste date en al helemaal niet met je vader. Ik kan hem niet bellen, ik heb zijn nummer niet. Hij kan mij ook niet bellen om te vragen waar ik blijf, ik heb hem mijn nummer niet gegeven. Dat vond ik te intiem. Hij had er overigens ook niet om gevraagd.

Ik bedenk iets anders, oplossingsgericht als ik ben. Mijn tante woont in het zelfde dorp, net als alle andere broers en zussen van mama. Zij heeft mij wel eens tussen neus en lippen door gevraagd of ik toch niet eens contact met mijn vader wilde, want ieder verhaal had twee kanten, toch? Dan keek ik haar aan terwijl ze mijn teennagels polijstte, haar ogen op mijn voeten gericht om te zien wat ze deed en niet mijn felle reactie te hoeven zien; horen was wel voldoende, moet ze gedacht hebben. “Ik hem opzoeken?! Hij heeft de deur dichtgeknald, niet ik. Als hij mij wil zien, weet hij me te vinden. Ik heb er geen behoefte aan. Hij zoekt het maar uit.’

De laatste tijd krijg ik steeds meer het gevoel dat deze tante er meer van weet, antwoorden kan geven op de vragen die ik aan mijn vader zou willen stellen. Dus ik bel haar, het nummer ken ik uit mijn hoofd. Ik vertel haar dat ik op weg ben naar mijn vader, om 20 u heb afgesproken maar dat ik vast sta op de brug voor Ewijk en het dus echt niet ga halen. Ze stelt verder geen vragen en ik hoor ook geen verbazing in haar stem. Ze komt op het lumineuze idee om naar hem toe te fietsen, aan te bellen, en te vertellen dat ik in de file sta. Even later belt ze terug; ‘Rianne, hij wacht op je. Maakt niet uit hoe laat je aankomt, hij wacht. Succes.’ Dat laatste kwam er opgewekt uit. Denk ik. Hoop ik.

Halverwege de straat draaien we de parkeerplaats op, aan het stuur zit de man die deze bal aan het rollen heeft gebracht. Vier jaar geleden gescheiden, tegen zijn wil, en in een vechtscheiding terecht gekomen. Co-ouderschap afgedwongen bij zijn (h)eks, zoals hij haar steevast noemt. Hij wil zijn kinderen zien, er voor ze zijn. Hij hoorde destijds mijn verhaal aan en kon niet geloven dat mijn vader mij en mijn broertje zo de rug toe kon keren. Dat zou een vader namelijk nooit doen. ‘Pff… schamperde ik cynisch; ik heb ‘m 18 jaar niet gezien of gehoord, dus ik denk dat je ongelijk hebt’. Maar hij bleef bij zijn standpunt en ik zag hem worstelen met het feit dat ik er in berustte. Toen ik hem vertelde dat ik contact had gezocht met mijn vader via een ansichtkaart wierp hij zich direct op om me in het hele proces te ondersteunen. Hij vond het geen goed idee dat ik zelf reed vanavond.

We parkeren een paar straten verderop en mijn chauffeur kijkt me strak aan; ‘wil je dat ik met je meeloop naar de voordeur?’ Haha, nee! ‘Dadelijk denkt hij dat je mijn vriendje bent’. Heeft mijn vader helemaal niks mee te maken, denk ik dan. Alsof hij ooit zich druk heeft gemaakt om mijn vriendjes, ben nota bene vorig jaar bijna getrouwd totdat ik het op m’n heupen kreeg. De jurk hangt nog in de kast. Nee, ik loop er zelf wel heen. Die dingen weet hij helemaal niet van mij, zoals ik eigenlijk ook niks van hem weet.

 

Dit is een vervolg op de eerdere column ‘Flessenpost‘ van Rianne Reffeltrath