Waarheidsvinding

De carrière van een kinderrechter eindigt vrij spoedig onder een bus, als zij niet uitkijkt bij het oversteken van de straat. Zonder respect voor de feiten leef je niet lang. Gelukkig is de mortaliteit onder kinderrechters niet abnormaal hoog, dus daaruit mogen wij besluiten dat zij goed opletten in het verkeer, en in hun dagelijks leven de waarheid in het oog houden.

Maar diezelfde rechter zegt bij de behandeling van zaken in familie- en jeugdrecht steevast: “Wij doen niet aan waarheidsvinding.” Dat is ook de mantra van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Ziedaar de belangrijkste reden voor de grote en kleine missers rondom kinderen die in de knel zitten bij incompetente, gewelddadige of anderszins gestoorde ouders, en in andere bedreigende situaties zoals vechtscheidingen.

Iemand die terechtstaat voor het pikken van een portefeuille wordt niet veroordeeld tenzij uit de feiten wettig en overtuigend blijkt dat hij de dader van de diefstal is. Vingerafdrukken, camerabeelden en de rest: waarheidsvinding is de kern van de rechtspraak. Behalve als het om een kind gaat. Leven en welzijn van een jong mens zijn blijkbaar minder belangrijk dan de inhoud van een portefeuille.

Die onwil of onmacht om de toestand te onderzoeken en de waarheid te achterhalen sijpelt door vanaf de rechtbank naar de andere gremia die zich met kinderzaken bezighouden. Dat zijn vooral de schakels in de ‘keten’ Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), RvdK en Bureau Jeugdzorg (BJz). Van deze is het AMK nog het meest waarheidsgericht, omdat daar bijvoorbeeld meldingen van de politie binnenkomen. Hoewel het AMK ook veel achterklap en verdachtmakingen te verwerken krijgt, gaat het toch meestal om verifieerbare feiten. Die worden dan ook tamelijk zorgvuldig nagegaan.

Ook BJz is vaak wel met de feiten bekend, omdat zij de opdrachten uitvoert die de rechter op verzoek van de RvdK heeft opgelegd. Het contact met de werkelijkheid is voor medewerkers van BJz pijnlijk direct, vooral voor de gezinsvoogden. Het effect daarvan wordt echter zeer beperkt doordat de bevindingen van BJz in de rechtszaal slechts zwak doorklinken, en de rechter de neiging heeft om ook de uitspraken van een gezinsvoogd als anekdotisch te beschouwen.

Wie niet aan waarheidsvinding doet, veronderstelt meestal dat de waarheid wel in het midden zal liggen. In de behandeling van vechtscheidingen is de frase “strijd tussen de ouders” dan ook volkomen vastgeroest. Waar er twee kijven hebben twee schuld, nietwaar?

Nee, niet waar. Maar de strijdende partijen kunnen elkaar onbekommerd voor rotte vis blijven uitmaken omdat zij weten dat de waarheid er toch niet toe doet. Zodoende gaat de “twee schuld” veronderstelling vanzelf in vervulling. Als ouders die hun oorlog uitvechten ten koste van hun kind zouden weten dat hun beweringen net zo scherp worden gecontroleerd als de vingerafdrukken of het DNA van de verdachte van een misdrijf, dan zouden ze wel oppassen.

Maar dat gebeurt niet. “Wij doen niet aan waarheidsvinding.” Dat kan natuurlijk nooit lang goed gaan. Vroeger of later komt die bus langs denderen. En dan zijn het niet die waarheidsschuwe rechters en hulpverleners, maar de kinderen die worden overreden.

Anoniem